P A L E S T R I N A...P A L E S T R I N A HET PERFECTE UNIVERSUM Giovanni Pierluigi da Palestrina...

15
P A L E S T R I N A HET PERFECTE UNIVERSUM Giovanni Pierluigi da Palestrina (ca.1525-1594) Salve regina ∣ motet a5 Kyrie-Gloria ∣ Missa Ut re mi fa sol la a6 Deh, hor foss’io col vago della luna ∣ madrigaal a4 Lamentatio Ieremiae Prophetae ∣ a4-5 Paucitas dierum meorum ∣ motet a5 Queste saranno ben lagrime ∣ madrigaal a4 Tribularer, si nescirem ∣ motet a6 Lamentatio Ieremiae Prophetae ∣ a4 Sanctus-Benedictus ∣ Missa Viri Galilaei a6 Sicut lilium inter spinas ∣ motet a5 Het concert duurt ongeveer 55 min. Er is geen pauze voorzien. Gelieve niet te applaudisseren tussen de verschillende werken. Bedankt om uw smartphone uit te schakelen en niet te filmen!

Transcript of P A L E S T R I N A...P A L E S T R I N A HET PERFECTE UNIVERSUM Giovanni Pierluigi da Palestrina...

P A L E S T R I N A

HET PERFECTE UNIVERSUM

Giovanni Pierluigi da Palestrina (ca.1525-1594)

Salve regina ∣ motet a5

Kyrie-Gloria ∣ Missa Ut re mi fa sol la a6

Deh, hor foss’io col vago della luna ∣ madrigaal a4

Lamentatio Ieremiae Prophetae ∣ a4-5

Paucitas dierum meorum ∣ motet a5

Queste saranno ben lagrime ∣ madrigaal a4

Tribularer, si nescirem ∣ motet a6

Lamentatio Ieremiae Prophetae ∣ a4

Sanctus-Benedictus ∣ Missa Viri Galilaei a6

Sicut lilium inter spinas ∣ motet a5

Het concert duurt ongeveer 55 min. Er is geen pauze voorzien. Gelieve niet te applaudisseren tussen de verschillende werken. Bedankt om uw smartphone uit te schakelen en niet te filmen!

Palestrina : Het perfecte universum

Volgens de oude Grieken werden schoonheid en kunst gekenmerkt door perfectie die te vinden was in

de juiste proporties en de harmonieuze schikking van de delen binnen een geheel. De Romeinse

architect Vitruvius ‘bouwde’ hierop verder en omschreef in zijn beroemde standaardwerk De

architectura uit de eerste eeuw voor Christus het begrip ‘perfectie’ nog dwingender als ‘datgene

waaraan niets ontbreekt en niets kan worden toegevoegd’. Vitruvius’ denken over de ideale proporties,

zoals rond 1490 gevisualiseerd in Leonardo da Vinci’s iconische tekening L'Uomo Vitruviano, werd in de

renaissance opnieuw een veelbesproken onderwerp onder architecten, schilders en beeldhouwers. Ook

voor musici was het wiskundige spel van verhoudingen (ritmisch, metrisch en harmonisch) tussen de

verschillende stemmen van een polyfone compositie van primordiaal belang om tot een welluidend,

evenwichtig (en desgevallend expressief) resultaat te komen. Daarvoor was vakmanschap vereist dat

traditioneel van Franco-Vlaamse signatuur was. Maar het was een Italiaan die tekende voor het absolute

culminatiepunt van de polyfone kunst in al haar smetteloze perfectie: Giovanni Pierluigi da Palestrina.

Afkomstig uit Praeneste of Palestrina in de koele Sabijnse heuvels bij Rome, zou Pierluigi zijn hele leven

in de Eeuwige Stad en de schaduw van het Vaticaan wonen en werken. Tot aan het pontificaat van paus

Leo X in 1521 was Rome een bijzonder bruisend en kosmopolitisch muziekcentrum. De allerbeste musici

– meestal oltremontani uit Frankrijk of de Lage Landen - werden er door de paus aangetrokken voor zijn

privékoor, de beroemde Cappella Sistina. Na de Sacco di Roma, de plundering van Rome in 1527 door

de troepen van Karel de V, en onder invloed van de Contrareformatie kwam er geleidelijk aan sleet op

die internationale uitstraling. Meer en meer belangrijke muzikale posten werden door Italianen

ingenomen. Tegelijkertijd installeerde zich een soort conservatisme waarvan Palestrina - ondanks de

intrinsiek hoge kwaliteit van zijn muziek en de mythevorming rondom sommige van zijn werken – de

verpersoonlijking is geworden.

Wat opvalt in Palestrina’s muziek is de grote homogeniteit qua stijl die hij had ontwikkeld in zijn

beginjaren als componist en die na 1560 nauwelijks nog evolueerde. Van elkaar sterk verschillende

teksten voorzag hij van een zeer gelijklopende toonzetting. Zelfs bij composities waarbij hij grotere

artistieke vrijheden had kunnen nemen (zoals die op poëtische en expressief geladen teksten uit het

Hooglied of de Lamentaties) vermeed hij bijna angstvallig het experiment of de vernieuwing waarvan

tijdgenoten als de Rore, Lassus of de Wert zich gretig bedienden. Beschouwde Palestrina zijn

composities als unieke en onnavolgbare kunstwerken of als de inwisselbare producten van een vakman?

Zijn voorzichtige en conservatieve persoonlijkheid doen het laatste vermoeden. Anderzijds was muziek

in Vaticaanse kringen - en zeker in contrareformatorische tijden - niet bedoeld om autonoom en

omwille van zichzelf de aandacht te trekken. Een opvallend meesterwerk, een magnum opus, moet niet

worden gezocht (zelfs de Missa Papae Marcelli onleent haar succes eerder aan de mythevorming

rondom haar ontstaansgeschiedenis dan aan esthetische redenen.) Prachtig verluchte handschriften

van zijn motetten of missen zijn nooit vervaardigd en geen van zijn werken had de exclusieve status van

Allegri’s Miserere. Dit alles neemt niet weg dat Palestrina met verbluffend gemak de louter functionele

of dienende component in zijn “gebruiksmuziek” overstijgt door een absolute beheersing van de

polyfone schriftuur en de rijkdom aan kunstige detailarbeid die onder het oppervlak van elke compositie

verborgen ligt.

Giovanni Pierluigi da Palestrina schreef een enorm oeuvre bij elkaar dat – afgezien van enkele in zijn tijd

zeer succesvolle madrigaalbundels – voornamelijk religieus van aard was. Zo componeerde hij maar

liefst 104 polyfone missen. Tussen 1554 en 1594 werd ongeveer de helft ervan gepubliceerd in zes

bundels. De rest verscheen postuum onder impuls van zijn zoon Iginio in nog eens zes volumes. Het

overgrote deel waren zogenaamde parodiemissen, geschreven op een bestaand motet, chanson of

madrigaal. Een schitterend voorbeeld hiervan is de zesstemmige Missa Viri Galilaei, geschreven op een

zeer feestelijk en ritmisch gevarieerd eigen motet voor het feest van Hemelvaart. Giuseppe Baini,

Palestrina’s eerste biograaf, omschreef het werk in 1828 als ‘sublimemente bella’.

Heel verschillend van schriftuur is de eveneens zesstemmige Missa Ut re mi fa sol la die Palestrina in

1570 (samen met vijf andere missen) aan de grote voorvechter van de Contrareformatie, de Spaanse

koning Filips II, had opgedragen. In het verbluffende Kyrie van die mis fungeert een hexachord (een

toonladderreeks van zes tonen) als cantus firmus, in trage notenwaarden op en neer gaand in de tweede

sopraanpartij. Het Gloria is quasi volledig homofoon (met enkele opvallend expressieve wendingen zoals

op de woorden ‘miserere nobis’) en garandeert een maximale tekstverstaanbaarheid, een parameter

die door de richtlijnen van het Concilie van Trente buitenproportioneel naar waarde werd geschat en in

de Missa Papae Marcelli exemplarisch zou worden.

Net als in de missen, blijkt ook uit de bijna 375 nagelaten motetten Palestrina’s zin voor perfectie. De

muzikale zinnen zijn volledig evenwichtig opgebouwd en lopen in een onvergelijkbaar pure schriftuur

zonder de minste rimpeling in elkaar over en worden slechts bij hoge uitzondering gekruid met een

dissonant. In tegenstelling tot de contrastrijke en expressieve stijl van Lassus’ motetten, streeft

Palestrina naar een grote organische eenheid door min of meer gelijke motiefsegmenten gradueel te

laten openbloeien. Het gros van de motetten is geschreven voor vier of vijf stemmen. Uit het Liber

Primus, gepubliceerd in 1569, komt het wondermooie Sicut lilium inter spinas, op een tekst uit het

Hooglied. Twee andere vijfstemmige werken zijn terug te vinden in het Mottetorum Liber Quintus uit

1584. Paucitas dierum meorum verraadt de melancholische somberheid van een man die harde klappen

te verduren kreeg en het levenseinde nabij ziet komen. Veel zonniger is de lofzang Salve regina waarin

Palestrina het melodisch materiaal van de oorspronkelijke gregoriaanse Maria-antifoon meesterlijk

verdeelt over de verschillende stemmen. Dat Palestrina ook affiniteit had met de componisten uit de

generatie voor hem, zoals Josquin Desprez, blijkt uit het meest omvangrijke motet op het programma,

het magistrale zesstemmige Tribularer si nescirem. Gepubliceerd in 1572 in het Mottettorum Liber

Secundus werd het waarschijnlijk enkele jaren eerder geschreven voor kardinaal Ippolito d’Este, zoon

van Ercole d’Este, voor wie Josquin zijn bekende psalmmotet Miserere mei Deus gecomponeerd had.

Palestrina’s zelfde gebruik van de cantus firmus in deze serene smeekbede lijkt geen toevallige knipoog

maar een dubbel eerbetoon aan broodheer en collega.

In 1571 keerde Palestrina terug naar de Cappella Giulia, het koor van de Sint-Pietersbasiliek, waar hij

zijn overleden leermeester Giovanni Annimucia als kapelmeester opvolgde. Met deze aanstelling begint

de laatste en stabiele artistieke en financiële periode in het leven van de componist. Zijn vrouw, twee

zonen en zijn broer waren kort tevoren aan de pest gestorven. Even had hij overwogen priester te

worden maar in de plaats daarvan hertrouwde hij met de rijke weduwe van een bonthandelaar. Mede

daardoor werd het mogelijk om naast de losse bundels motetten en missen ook een aantal uitgebreide

verzamelbundels te publiceren die specifiek aan één genre zijn gewijd.

Naast een bundel hymnen (1589), magnificats (1591), litanieën (1593), offertoria (1593) verscheen in

1588 ook een bundel met vier boeken Lamentationes. Het is één van de meest omvangrijke collecties

met vier-, vijf-, zes- en achtstemmige lamentatielezingen. Deze klaagzangen, waarvan de tekst wordt

toegeschreven aan de profeet Jeremia beschrijven het lijden en de verzuchtingen van het Joodse volk

tijdens de Babylonische ballingschap na de val van Jeruzalem. Omwille van hun thematiek hadden ze

een vaste plek verworven tijdens de tenebrae, de ‘donkere metten’ van het triduum sacrum, de gewijde

driedaagse vóór Pasen. Heel typisch aan de teksten is hun structuur waarbij elk vers voorafgegaan wordt

door een Hebreeuwse letter (aleph, beth, gimel,…). In de muziek worden deze letters meestal

melismatisch verklankt (met een hele slinger noten op één enkele lettergreep). De verzen zelf werden

oorspronkelijk syllabisch gezet. Toen in de loop van de renaissance ook de aandacht voor de betekenis

van de woorden toenam, evolueerde dit naar een iets vrijere tekstbehandeling, waarbij emotioneel

geladen woorden ook door een opvallende harmonie of retorische figuren geaccentueerd werden

(hoewel dit bij Palestrina heel beperkt blijft). Elke lamentatielezing sluit bovendien af met een

beklijvende oproep: Ierusalem, convertere ad Dominum Deum tuum (Jeruzalem, bekeer u tot de Heer

uw God).

Jens Van Durme, maart 2017

TEKSTEN

Salve regina Motettorum quinque vocibus - Liber Quintus, Roma 1584

Prima pars Salve Regina, mater misericordiae : Vita, dulcedo et spes nostra, salve. Ad te clamamus exsules filii Hevae. Ad te suspiramus gementes et flentes In hac lacrimarum valle. Secunda pars Eia ergo, advocata nostra, Illos tuos misericordes oculos ad nos convertere. Et Jesum, benedictum fructum ventris tui, Nobis post hoc exilium ostende. O clemens, o pia, o dulcis Virgo Maria. Eerste deel Gegroet, Heilige Koningin, moeder van erbarmen, Ons leven, zoetheid en onze hoop, gegroet. U aanroepen wij, verbannen kinderen van Eva. Naar u gaan onze verzuchtingen uit, ons rouwen en ons huilen In dit tranendal. Tweede deel Wendt dus, raadsvrouwe, Uw barmhartige ogen naar ons. En toon ons na deze ballingschap Jesus, De gezegende vrucht van uw schoot. O genadevolle, O vrome, O zoete Maagd Maria.

Kyrie-Gloria Ι Missa Ut re mi fa sol la Missarum Liber Tertius, Roma 1570

Kyrie eleison. Christe eleison. Kyrie eleison. Heer onferm u. Christus onferm u. Heer onferm u. Gloria in excelsis Deo et in terra pax hominibus bonae voluntatis. Laudamus Te. Benedicimus Te. Adoramus Te. Glorificamus Te. Gratias agimus Tibi propter magnam gloriam tuam. Domine Deus Rex caelestis, Deus Pater omnipotens. Domine Fili unigenite, Iesu Christe. Domine Deus Agnus Dei, Filius Patris. Qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Qui tollis peccata mundi, suscipe deprecationem nostram. Qui sedes ad dexteram Patris, miserere nobis. Quoniam Tu solus Sanctus. Tu solus Dominus. Tu solus altissimus, Iesu Christe. Cum Sancto Spiritu in gloria Dei Patris. Amen Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft. Wij loven U. Wij prijzen en aanbidden U. Wij verheerlijken U en zeggen U dank voor uw grote heerlijkheid. Heer God, hemelse Koning, God almachtige Vader; Heer, eniggeboren Zoon, Jezus Christus; Heer God, Lam Gods, Zoon van de Vader; Gij die wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons; Gij die wegneemt de zonden der wereld, aanvaard ons gebed; Gij die zit aan de rechterhand van de Vader, ontferm U over ons. Want Gij alleen zijt de Heilige. Gij alleen de Heer. Gij alleen de Allerhoogste: Jezus Christus. Met de Heilige Geest in de heerlijkheid van God de Vader. Amen.

Deh, hor foss’io col vago della luna Tekst: Francesco Petrarca: Canzoniere -Canzone 237 Il primo libro di madrigali a Quattro voci, Roma 1555

Deh or foss’ io col vago de la luna Addormentato in qualche verdi boschi, Et questa, ch’anzi vespr’a me fa sera Con essa & con Amor in quella piaggia Sola venisse a starsi ivi una notte, E ‘ l dì si stesse e ‘ l sol sempre ne l ’onde. Ach, mocht ik als minnaar van de maan inslapen, ergens in het groene bos en zij die vóór de vesper zorgt voor avond, kwam met de maan en Amor naar die oever, alléén, om er te blijven voor één nacht, waarna de zon bleef onder water!

Lamentatio Ieremiae Prophetae Lamentationum Liber Tertius – Sabbato sancto/Lectio I, Roma 1588

De lamentatione Ieremiae prophetae. Over de klaagzang van de profeet Jeremias. HETH Misericordiae, quia non sumus consumpti: Quia non defecerunt miserationes eius. Zonder einde is de genade van de Heer: Onuitputtelijk is zijn medelijden. HETH Novi dilucolu multa est fides tua. Uw grote trouw is elke ochtend weer nieuw. HETH Pars mea Dominus dixit anima mea: Propterea expectabo eum.

‘Ik ben van de Heer’, zegt mijn ziel, Daarom blijft ik naar hem verlangen.

TETH Bonus est Dominus sperantibus in eum Animae quaerenti illum. Goed is de Heer voor degene die hoopt, voor alle zielen die hem zoeken. Ierusalem, convertere ad Dominum Deum tuum Jeruzalem, richt u tot de Heer, uw God.

Paucitas dierum meorum Motettorum quinque vocibus - Liber Quintus, Roma 1584

Prima pars Paucitas dierum meorum finietur brevi. Dimitte me, Domine ut plangam paululum dolorem meum antequam vadam ad terram tenebrosam et opertam mortis caligine. Secunda pars Manus tuae, Domine fecerunt me et plasmaverunt me totum in circuitu: sic repente praecipitas me antequam vadam ad tterram tenebrosam et opertam mortis caligine. Eerste deel De weinige dagen die mij nog resten zijn weldra voorbij. Laat me heengaan, Heer, Opdat ik mij nog even kan verkwikken Voor ik afdaal naar het duister verborgen land In de nevel van de dood. Tweede deel Uw handen, Heer, hebben me gemaakt En hebben me geheel en al geschapen: Zo richt Gij me plotseling ten gronde Voor ik afdaal naar het duister verborgen land In de nevel van de dood.

Queste saranno ben lagrim’et questi Tekst: Nicolò Amato- Canzone, stanza imprecisata Il primo libro di madrigali a Quattro voci, Roma 1555

Queste saranno ben lagrim’et questi Saranno ben caldi sospiri ardenti, Altro amor, altre voci & altri accenti Da più amaro dolor svegliati e desti. Anima bella, quel che sempr’ havesti Soave amor in questa valle oscura S’ancor col spirto dura, Mira qua giù dal ciel l ’alta mia doglia, Che giamai qual si voglia Maggior martir non ha vist’ il mond ’anco, Ne per temp’ havrà fin, ne fia mai stanco. Dit zullen weldadige tranen zijn En dat zullen gloeiende zuchten zijn. Een andere liefde, andere stemmen en andere accenten Van een bitterder pijn die ontwaakt en gewekt wordt. Schone ziel, die altijd zoete liefde zal hebben In deze duistere vallei Kijk naar beneden vanuit de hoge hemel Naar mijn smart zoals er op de wereld nog nooit een groter is geweest, die geen einde zal kennen en nooit zal afnemen.

Tribularer, si nescirem Motettorum - Liber Secundus, Roma 1572

Prima pars Tribularer, si nescirem misericordias tuas, Domine. Tu dixisti: nolo mortem peccatoris: Sed ut magis convertatur et vivat, Qui Cananaeam et publicanum vocasti ad poenitentiam Cantus firmus: Miserere mei, Deus. Secunda pars Secundum multitudinem dolorum meorum in corde meo. Consolationes tuae laetificaverunt animam meam, Qui Cananaeam et publicanum vocasti ad poenitentiam

Eerste deel

Ik zou verward zijn mocht ik Uw barmhartigheid niet kennen, Heer. U hebt gezegd: ik wil de dood van de zondaar niet Maar eerder dat hij zich bekeert en leeft, U die de vrouw uit Kanaän en de tollenaar tot boete hebt aangezet.

Cantus firmus:

Wees mij genadig, Heer.

Tweede deel

Overeenkomstig de ontelbare smarten in mijn hart

Hebben uw vertroostingen mijn ziel verblijd,

U die de vrouw uit Kanaän en de tollenaar tot boete hebt aangezet.

Lamentatio Ieremiae Prophetae Lamentationes, Liber primus – Feria V In coena Domini/Lectio III, Roma 1588

JOD

Manum suam misit hostis ad omnia desiderabilia ejus,

quia vidit gentes ingressas sanctuarium suum,

de quibus praeceperas ne intrarent in ecclesiam tuam.

De vijand legde beslag op haar rijkdommen;

De heidenen zag zij haar heiligdom binnendringen

Al had Gij hen de toegang ontzegd.

CAPH

Omnis populous ejus gemens et quaerens panem,

Dederunt pretiosa quaeque pro cibo ad refocillandam animam.

Vide Domine et considera, quoniam facta sum vilis.

Haar bewoners zuchten en zoeken voedsel,

Ze ruilen hun schatten voor eten om weer op krachten te komen.

Heer, zie en aanschouw, hoe ze met mij spotten.

LAMED

O vos omnes qui transitis per viam,

Attendite et videte si est dolor sicut dolor meus,

Quoniam vindemiavit me ut locutus est Dominus in die irae furoris sui.

O Gij allen die voorbijkomen,

Kijk en zie of er een pijn is als mijn pijn,

Het lijden dat ik moet dragen, dat de Heer mij aandeed op de dag van Zijn toorn.

Jerusalem, convertere ad Dominum Deum tuum.

Jeruzalem, richt u tot de Heer, uw God.

12

Sanctus-Benedictus ∣ Missa Viri Galilaei Missarum Liber Duodecimus, Venezia 1601

Sanctus, Sanctus, Sanctus,

Dominus Deus Sabaoth;

Pleni sunt cæli et terra gloria tua.

Hosanna in excelsis.

Benedictus, qui venit in nomine Domini.

Hosanna in excelsis.

Heilig, heilig, heilig de Heer,

de God der hemelse machten.

Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid.

Hosanna in den hoge.

Gezegend Hij die komt in de Naam des Heren.

Hosanna in den hoge.

Sicut lilium inter spinas Motettorum, Liber primus, Roma 1569

Sicut lilium inter spinas, Sic amica mea, inter filias Adae. Alleluia.

Als een lelie tussen de doornen, Zo is mijn geliefde onder de dochters van Adam. Alleluja.

13

Musici

Kamerkoor El Grillo Cantus Liesbeth Bodyn, Jozefien De Leersnijder, Elise Meerburg, Soetkin Symoens, Sofie Thoen, Rein Van Bree Altus Erik Buys, Pieter De Praetere, Koen Kindt, Goedele Reyniers, Harriët Ten Kate, Jonas Van den Spiegel Tenor Ruben Claus, Wim De Kimpe, Guy Dupont, Yves Rosseel, Hugo Vandenbroucke, Lode Vanquaille, Bassus David Bassens, Paul De Loore, Jan Depuydt, Peter Van den Borre, Jens Van Durme

Muzikale leiding Inge Bollaert

14

Kamerkoor El Grillo

Het kamerkoor El Grillo uit Gent werd opgericht in 1995 door dirigent Inge Bollaert. Het ensemble bestaat uit een twintigtal zangers die zich tot doel hebben gesteld om als een vriendengroep op een spontane en ongedwongen manier de vocale muziek uit vooral de renaissanceperiode uit te voeren, met het voorbeeld van enkele gerenommeerde Vlaamse ensembles voor ogen. Door een consequente opbouw van het repertoire en een welomlijnde programmering is El Grillo erin geslaagd om in de loop van enkele jaren binnen de wereld van de Vlaamse amateurkoren een stevige reputatie op het gebied van de “oude muziek” op te bouwen. Het repertoire van El Grillo omvat bovenal profane en religieuze polyfonie uit de renaissance. Centraal hierin staan de werken van bekende en minder bekende Vlaamse polyfonisten, met een speciale voorkeur voor de figuren van Josquin Desprez, Jacob Obrecht en Orlandus Lassus. Anderzijds vormt het Engelse repertoire van componisten als Thomas Tallis of William Byrd een belangrijk focuspunt. In 2005 organiseerde El Grillo in en om de Gentse Sint-Baafskathedraal de ‘Jacob Obrechtdag’, naar aanleiding van het overlijden 500 jaar geleden van de in Gent geboren polyfonist Jacob Obrecht*. Ter gelegenheid van het 15- en 20-jarig bestaan organiseerde het ensemble sinds 2010 ook projecten met werk van J.S.Bach in samenwerking met barokensemble il Gardellino. Met dit ensemble voerde El Grillo in 2013 ook voor het eerst de Johannes-Passion van Bach uit. In de voorbije 20 jaar verzorgde het ensemble ongeveer 150 concerten en optredens in steden als Antwerpen, Brugge, Brussel, Gent, Luik, Nieuwpoort, Oudenaarde of Ronse en heel wat kleinere gemeenten in het Vlaamse land als De Pinte, Evergem, Hansbeke of Peppingen. De samenwerking met musici als Marnix De Cat, Peter Kooij, Erik Van Nevel, Guy Penson, Marcel Ponseele en ensembles als il Gardellino, Flanders Recorder Quartet, Aquil’Altera, La Caccia en Ensemble Rafik El Maay heeft El Grillo in staat gesteld zijn grenzen te verleggen en heeft er tegelijkertijd voor gezorgd dat een heel gevarieerd publiek kon worden bereikt, bestaande uit zowel vrienden en sympathisanten als doorgewinterde melomanen.

* Het ensemble ijvert er al jaren voor om de naam van deze wereldvermaarde componist te verbinden aan een straat of plein in Gent. Jacob Obrecht werd in 1457 geboren in de Ridderstraat. www.elgrillo.be

15

Inge Bollaert muzikale leiding

Inge Bollaert werd geboren in 1974 te Gent. Na haar Grieks-Latijnse humaniora studeerde zij piano bij Johan Duijck aan het Koninklijk Conservatorium te Gent, waar zij in juni 1998 haar meestergraad behaalde. Aan hetzelfde conservatorium volgde zij verder koordirectie onder leiding van Johan Duijck en Florian Heyerick. In 1999 vervolmaakte ze zich aan het Leuvense Lemmensinstituut bij dirigent Erik Van Nevel en Dirk Snellings. In 1995 richtte zij samen met enkele vrienden het kamerkoor El Grillo op. Met dit ensemble focust zij zich op het a capella repertoire uit de renaissance. Daarnaast heeft zij ook een bijzondere voorliefde voor de Duitse barokmuziek en meer bepaald het oeuvre van Heinrich Schütz en Johann Sebastian Bach, van wie ze in 2013 voor het eerst de Johannes-Passion uitvoerde met barokensemble il Gardellino. Inge Bollaert werkte samen met diverse musici als Nicolas Achten, Bart Naessens, Marcel Ponseele, Marnix De Cat, Zsuzsi Tóth, Peter Kooij en ensembles als il Gardellino, Flanders Recorder Quartet, Arc Sonore, Polyfoon, Ensemble Rafik el Maay en Aquil’AlterA. In maart 2008 klasseerde zij zich tijdens de Provinciale Koorzangtornooien samen met El Grillo in eredivisie. In 2011 jaar was ze te gast tijdens het Luikse Festival Bach en Valée Mosane. Als repetitor bereidde ze Collegium Vocale Gent voor tijdens de Accademia delle Crete Senesi en werkte ze samen met dirigent Philippe Herreweghe. Met El Grillo is Inge Bollaert jaarlijks te gast op de Dag van de Polyfonie ‘Meer Stemmig Gent’. Inge Bollaert is momenteel docent Muzikale Vorming aan de Arteveldehogeschool in Gent.